buigzaam
Uiterlijk
- buig·zaam
- Naamwoord van handeling van buigen met het achtervoegsel -zaam
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | buigzaam | buigzamer | buigzaamst |
verbogen | buigzame | buigzamere | buigzaamste |
partitief | buigzaams | buigzamers | - |
buigzaam
- in staat te buigen
- Dit materiaal is zowel buigzaam als sterk.
- overdrachtelijk: bereid zich aan te passen
- Hij is nooit een erg buigzaam man geweest.
- Het woord buigzaam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "buigzaam" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -zaam in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %