buigt mee

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buigt mee
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
meebuigen

buigt mee

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meebuigen
    • Jij buigt mee. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meebuigen
    • Hij buigt mee. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van meebuigen
    • Buigt mee! 


Gangbaarheid