buigspier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buig·spier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buigspier buigspieren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de buigspierv / m

  1. (anatomie) spier die zorgt dat een ledemaat buigt
     De Braziliaan Gustavo Kuerten onthulde na de wedstrijd dat hij sukkelt met een blessure aan de buigspieren van de rechterheup.[2]
     Na verloop van tijd kan er ook verkorting van de buigspieren van de tenen optreden, met hamertenen als gevolg. Bij langdurig dragen van slippers zou ook heup- en lage rugpijn kunnen optreden.[3]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

66 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    bvb
    “Kuerten uitgeschakeld in eerste ronde Australian Open” (14/01/2002), De Standaard
  3. Bronlink Weblink bron “Flipflops: doe ze je voeten niet aan” (09/07/2009), De Standaard
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be