budgetcoach

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bud·get·coach
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord budgetcoach budgetcoaches
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de budgetcoachm

  1. (beroep) (financieel) persoon die mensen adviseert die moeilijk met hun geld kunnen uitkomen
     Ook de Arnhemse budgetcoach Ria de Vries ziet het vaak fout gaan. "Ik kom dit maandelijks tegen. Minstens een van de ex-partners blijft hierdoor achter met schulden bij de Belastingdienst", zegt De Vries.[2]
     Met naar eigen zeggen een gat in de hand, heeft Burer daarom sinds een jaar een budgetcoach. Die beheert haar financiën en maakt weekgeld over. "Daarmee moet ik het doen. Nu kan ik alsnog heus wel eens een koffietje hier kopen of een broodje daar, of zelfs allebei, maar dan compenseer ik het wel in de rest van mijn boodschappen."[3]
     Via het Meester Geertshuis kunnen mensen die acute hulp nodig hebben, leefgeld krijgen. "Dat kunnen wij ongeveer zes weken doen terwijl we mensen in die weken structureel uit de armoede helpen", zegt Marianne Kok, coördinator bij het huis. Leefgeld wordt bijvoorbeeld gegeven als bij een arm gezin met drie kinderen de wasmachine kapotgaat. "We laten gezinnen dan niet wachten en helpen acuut. Tegelijkertijd vragen we bijvoorbeeld bijzondere bijstand aan of helpen met een budgetcoach."[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. budgetcoach op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 mei 2023 Weblink bron “Stellen in de bijstand die scheiden moeten vaak onterecht toeslagen terugbetalen” (Maandag 24 mei 2021, 08:37), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 11 mei 2023 Weblink bron
    Leen Kraniotis
    “Minder geld door corona, zo gaan deze mensen daarmee om” (Zaterdag 17 oktober 2020, 12:15), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 11 mei 2023 Weblink bron
    Leoni Schenk
    “Al voor de energiecompensatie is uitgekeerd, wordt het geld gedoneerd” (Vrijdag 28 oktober 2022, 06:00), NOS