brugklas

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brug·klas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brugklas brugklassen
verkleinwoord brugklasje brugklasjes

Zelfstandig naamwoord

de brugklasv

  1. (onderwijs) eerste klas waarin een leerling terechtkomt die van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs gaat
    • Volgens De Graaff is van Engels best een kernvak te maken met 15 procent van de lestijd. Maar dan moet de brugklas aansluiten op het niveau dat ze hebben gehaald. „Er zijn lesplannen die voorschrijven hoe je vanaf groep 1 of groep 5 het programma kan invullen. Uitgeverijen spelen daarop in.”[1] 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Maarten Huygen NRC 31 mei 2016
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be