brommer
Uiterlijk
- brom·mer
- [1] (verkorting) van bromfiets, mogelijk beïnvloed door de oudere betekenissen "iets dat bromt" en "eenvoudig rijtuig"
- [2] naamwoord van handeling van brommen met het achtervoegsel -er [1]
- [3] eponiem: naar de naam van de stalhouder Brom, in de betekenis van ‘Amsterdams huurrijtuig’ voor het eerst aangetroffen in 1819 [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brommer | brommers |
verkleinwoord | brommertje | brommertjes |
de brommer m
- voorwerp of wezen dat een brommend geluid maakt
- (verkeer) lichte motorfiets met een cilinderinhoud van maximaal 50 cc
- De bromfiets is flink minder populair onder jongeren. In 2010 hadden jongeren onder 20 jaar nog samen ruim 100.000 bromfietsen in bezit. Begin dit jaar waren dat er nog maar amper 40.000. Dat meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vandaag. Onder 50-plussers nam het aantal bromfietsen (brommers, snorfietsen en scooters) wel toe. Het totale aantal bromfietsen steeg naar 1,1 miljoen.[4]
- ▸ Twee jongens op een brommer haalden Chantal in of ze stilstond.[5]
- (rechtvleugeligen) Stenobothrus nigromaculatus een rechtvleugelig insect uit de familie veldsprinkhanen (Acrididae), onderfamilie Gomphocerinae
- (verkeer) (verouderd) eenvoudig huurrijtuig dat door een enkel paard wordt getrokken
- [1] bromfiets
- bakbrommer, bezorgbrommer, boosterbrommer, crossbrommer, damesbrommer, e-brommer, ijsbrommer, ijscobrommer, luchtbrommer, snelbrommer, stadsbrommer, toerbrommer, tweetaktbrommer
- brommerbewijs, brommercertificaat, brommerkoerier, brommerrijbewijs, brommerrijder, brommerwet, brommerwiel, brozem
1.
- Het woord brommer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "brommer" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "brommer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ NRC 22 juli 2015
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Verkorting in het Nederlands
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Eponiem in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Verkeer in het Nederlands
- Rechtvleugeligen in het Nederlands
- Insecten in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %