broertje
Uiterlijk
- broer·tje
het broertje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord broer
- ▸ De blik die Max hierop naar zijn broertje zond sprak boekdelen.[1]
- ▸ Maar zou het kunnen dat ik haar te veel bescherm? Dat ik mijn eigen schuldgevoel over mijn afwezigheid en het feit dat we haar geen zusje of broertje hebben kunnen geven soms probeer weg te werken met toegeeflijkheid? Het helpt ook niet dat Gijs er al helemaal niet goed in is.[2]
- ▸ Mijn vader was te druk en mijn moeder had haar handen al vol aan mijn obstinate broertje.[2]
- ▸ Net als veel andere ouders gunde ik mijn dochter een broertje of zusje, een speelkameraad en een bondgenoot.[3]
- Het woord broertje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "broertje" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ “All-inclusive”
(2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht
, ISBN 90-229-9182-2
- 1 2 Ronald Giphart e.a.“Een familie en een Griekse god” (2023), The House of Books, ISBN 9789044366471
- ↑ Lynn Berger“De tweede: over het zijn en krijgen van een tweede kind” (2021), De Correspondent, ISBN 9789082821697
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be