broekzak
Uiterlijk
- broek·zak
- samenstelling van broek en zak [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | broekzak | broekzakken |
verkleinwoord | broekzakje | broekzakjes |
de broekzak m
- (kleding) zak in een broek, meestal aan een van de zijkanten
- 'Kennen als zijn broekzak.'
*Heel goed kennen
- • Hij kende het gebied als zijn broekzak.
1. zak in een broek
- Het woord broekzak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "broekzak" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- 1 2 “De Camino” (2021), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789024582280
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Kleding in het Nederlands
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %