broekband

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • broek·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord broekband broekbanden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de broekbandm

  1. band waarmee je een broek stevig om heup of middel kunt binden zodat de broek niet afzakt; tailleband bovenaan de broek
     Officier van justitie Kroon gaat niet mee in het pleidooi van de advocaat. Hij wijst erop dat de verdachte bij zijn arrestatie een half doorgeladen pistool in zijn broekband droeg. Bovendien wekte hij de suggestie naar zijn pistool te willen grijpen. "U mag blij zijn dat niemand een gaatje in uw voorhoofd heeft geschoten", zei Kroon vandaag in de zitting.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. broekband op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 februari 2022 Weblink bron “'Toetsenbordenheld' vindt advocaat, maar Openbaar Ministerie ziet terrorist in bedreiger” (22-02-2021), NOS