brievenschrijver

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brie·ven·schrij·ver
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brievenschrijver brievenschrijvers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de brievenschrijverm

  1. iemand die een brief heeft geschreven
     Ze had niets van hem gehoord - kort nadat zij naar huis was gevlogen had hij Fairvale verlaten en hij had haar vooraf gewaarschuwd dat hij geen groot brievenschrijver was.[1]
     Geldof spreekt van een ludieke actie. Want wat wordt er met zo'n brief gedaan, als je 'm opstuurt naar de gemeente? "Dat ligt aan de brief, maar we nemen 'm vaak mee in onze interne trainingen. Ook gaan we naar de brievenschrijver toe, om te kijken hoe hij het kan verbeteren."[2]
Hyponiemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. SOPHIE GREEN (vert.Els Franci-Ekeler)
    “De leesclub aan het einde van de wereld” (2019), Uitgeverij De Fontein op Wikipedia, ISBN 9789026144929
  2. Bronlink geraadpleegd op 6 april 2022 Weblink bron “Deze campagne moet een einde maken aan ambtenarentaal” (07-10-2016), NOS