brexiter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- brexi·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brexiter | brexiters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de brexiter m
- (politiek) iemand die graag wil dat het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie stapt