breeveertien

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Breeveertien


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bree·veer·tien
Woordherkomst en -opbouw
  • van de zandbank  Breeveertien en  voor de Hollandse kust die kooplieden moesten passeren als zij uitvoeren naar verre bestemmingen; geschreven met een kleine letter volgens spellingregel 16.H [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord breeveertien breeveertiens
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de breeveertienv / m

  1. (figuurlijk) spannende of fatale overgang naar een verre bestemming
      Niet het berouw Mariken de breeveertien opgeholpen te hebben drijft haar tot zelfmoord, maar het nieuws, dat hertog Arnold, op wien ze verbitterd was, uit de slot-gevangenis van Grave was weggeholpen door zijn ouden kastelein.[4]
  2. (figuurlijk) toestand van grote rijkdom
     U heeft goed riemensnijden van 'en anders leer! Wat denkt u wel? Dat 'et niet op kan? Ho, ho, wacht eens! U zou me de breeveertien laten spelen! Is me dat omspringen met de duizenden![5]
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1] de breeveertien opgaan
    stiekem vertrekken; buiten gaan spelen; losbandig gaan leven; mislukken
 Het lijkt erop alsof pas met het ouder worden het taalgebruik weer de breeveertien opgaat.[6]
 Ze mocht niets en ze kreeg niets en ze moest (dit werd haar op haar vijfjarige leeftijd al ingeprent) dankbaar zijn, dat zij zulke nette kleren had, die ze dan ook niet vuil mocht maken, dat haar vader en moeder zulke nette mensen waren. Zo'n kind zou uit louter reactie de breeveertien opgaan, zei de dokter.[7]
 Maar als hij de kans schoon zag, klauterde hij langs het wrakke laddertje naar boven; er was altijd de mogelijkheid, dat Moeder hem niet ontdekte en er vast van overtuigd was, dat hij de breeveertien opgegaan was. Dan kroop hij vlak voor het zolderluik met het smalle raam, nestelde zich op een stapel oude zakken en matten en vergat de wereld om hem heen.[8]
  • [1] de breeveertien op varen
    stiekem vertrekken; losbandig gaan leven; te gronde gaan
  • [1] de breeveertien op zijn
    stiekem zijn vertrokken; buiten spelen; losbandig leven; te gronde zijn gegaan
  • [2] de breeveertien laten waaien
    een luxe en losbandig leven leiden
  Ook zal de Meir, met haar beroemden Tour à la Mode, waar de steunpilaren der haute couture per as of anderszins de breeveertien kwamen laten waaien, vermoedelijk niet enkel Erasmus De Bie naar 't penseel hebben doen grijpen.[9]
  • [2] de breeveertien spelen
    een luxe en losbandig leven leiden
  • [2] de breeveertien uithangen
    een luxe en losbandig leven leiden
  • [2] dat gaat over de breeveertien
    dat gebeurt met veel verspilling
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. breeveertien op website: Etymologiebank.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 2 november 2022 Weblink bron
    C. Henstra
    De Breeveertien in de woordenboeken in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde., jrg. 111 nr. (1995), Stichting Dimensie, Leiden
  4. Bronlink geraadpleegd op 2 november 2022 Weblink bron
    Marc Wils
    De Karakters uit Mariken van Nieumeghen in: De Vlaamsche Gids., jrg. 18 nr. 12 (voorjaar 1930), p. 567
  5. Bronlink geraadpleegd op 2 november 2022 Weblink bron Ludovicus van Omswinkel's breeeje opvattingen. in: Groot Nederland., jrg. 41 nr. 5/6 (mei/juni 1943), Van Holkema & Warendorf, Amsterdam, p. 249
  6. Bronlink geraadpleegd op 2 november 2022 Weblink bron Taal is een aardig ding, ook voor de Vlaming in: Hollands Maandblad., 547/548 jrg. 35 nr. 6/7 (juni/juli 1993), Stichting Hollands Maandblad / Uitgeverij Veen, Amsterdam, p. 10
  7. Bronlink geraadpleegd op 2 november 2022 Weblink bron
    Jo van Dorp-Ypma
    “Kinderen der eenzame.” (1961), J.H. Kok, Kampen, p. 49
  8. Bronlink geraadpleegd op 2 november 2022 Weblink bron
    D.L. Daalder
    “Fijn en grof. De geschiedenis van een meisje en een jongen op Texel.” (1950), C. de Boer Jr., Amsterdam, p. 17
  9. Bronlink geraadpleegd op 2 november 2022 Weblink bron “De tooneelwerken. Deel II: De Hooverdigheyt” (1934), De Sikkel / Wereldbibliotheek, Antwerpen / Amsterdam, p. XL/XLI