brauð

Uit WikiWoordenboek
[1-2]: Brauð
Brood


IJslands

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Oudnoordse zelfstandige naamwoord brauð, dat van het Protogermaanse woord *braudą komt
Klasse n
sterk
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   brauð     brauðið     brauð     brauðin  
genitief   brauðs     brauðsins     brauða     brauðanna  
datief   brauði     brauðinu     brauðum     brauðunum  
accusatief   brauð     brauðið     brauð     brauðin  

Zelfstandig naamwoord

brauð, o

  1. (kookkunst), (voeding) brood
  2. (kookkunst), (voeding) een nog niet aangesneden brood
  3. (religie) parochie, pastorie (het klerikale leven)
Synoniemen
Typische woordcombinaties
  • smurðu brauði
gesmeerd brood
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

brauð

  1. accusatief onbepaald onzijdig enkelvoud van brauð

brauð

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van brauð

brauð

  1. accusatief onbepaald onzijdig meervoud van brauð