brauð
Uiterlijk
- Ontleend aan het Oudnoordse zelfstandige naamwoord brauð, dat van het Protogermaanse woord *braudą komt
Klasse n sterk |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | brauð | brauðið | brauð | brauðin |
genitief | brauðs | brauðsins | brauða | brauðanna |
datief | brauði | brauðinu | brauðum | brauðunum |
accusatief | brauð | brauðið | brauð | brauðin |
brauð, o
- (kookkunst), (voeding) brood
- (kookkunst), (voeding) een nog niet aangesneden brood
- (religie) parochie, pastorie (het klerikale leven)
- [2]: brauðhleifur
- [3]: prestakall
- smurðu brauði
gesmeerd brood
brauð
- accusatief onbepaald onzijdig enkelvoud van brauð
brauð
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van brauð
brauð
- accusatief onbepaald onzijdig meervoud van brauð
Categorieën:
- Woorden in het IJslands
- Woorden in het IJslands van lengte 5
- Woorden in het IJslands met audioweergave
- Woorden in het IJslands met IPA-weergave
- Sterk zelfstandig naamwoord klasse n in het IJslands
- Onzijdig zelfstandig naamwoord in het IJslands
- Zelfstandig naamwoord in het IJslands
- Kookkunst in het IJslands
- Voeding in het IJslands
- Religie in het IJslands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het IJslands