brandwacht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: brandwacht (hulp, bestand)
Woordafbreking
- brand·wacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brandwacht | brandwachten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- organisatie erop let of er brand ontstaat; organisatie die voorkomt dat er brand ontstaat
- (beroep) iemand die lid is van een brandwacht
- ▸ Volgens de gemeente is er op basis van het brandweeradvies en de extra genomen maatregelen een verantwoorde afweging gemaakt door de burgemeester. Mocht er toch een brand uitbreken, dan denkt Maurice Nijsten, veiligheidscoördinator in de Gemeentegrot, die snel onder controle te hebben. "Iedere beveiliger en brandwacht heeft een eigen sector, zo is de ontdekkingstijd heel kort", zegt hij tegen de NOS.[3]
- ▸ Priele was als brandwacht, samen met twee anderen, drie maanden lang verantwoordelijk voor de Gouden Koets, toen die op een tentoonstelling in Rotterdam werd geëxposeerd.[4]
Synoniemen
- [2] brandwachter
Gangbaarheid
- Het woord brandwacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ brandwacht op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Randy Beaumont“'Ondergrondse kerstmarkt Valkenburg moet dicht: het is een rattenval'” (Woensdag 20 december 2017, 19:18), NOS
- ↑ Weblink bron “Man steelt stukje Gouden Koets” (Woensdag 10 september 2014, 21:02), NOS