brandschade

Nederlands

brandschade

Uitspraak

• Geluid:  brandschade    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• brand·scha·de

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  brand zn  en  schade zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	brandschade	brandschades brandschaden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de brandschade v / m

1. de schade die door vuur is veroorzaakt

   ▸ Er werd op de politie gescholden; ze werd omgekocht; er werden ramingen van de brandschade gemaakt die tien keer te hoog waren; men eiste ondersteuning.

   ▸ Zo blijkt de kap nog redelijk intact, maar is het houtwerk ernstig beschadigd. "Dit gaat zo veel werk kosten om alle brandschade weg te krijgen", zegt hij tegen NH Nieuws.

Vertalingen

    1. de schade die door brand is veroorzaakt   

Engels: fire damages (en), fire losses (en), damage by fire (en)

Gangbaarheid

• Het woord brandschade staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.