brandrisico

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brand·ri·si·co
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brandrisico brandrisico's
verkleinwoord brandrisicootje brandrisicootjes

Zelfstandig naamwoord

de brandrisicov / m

  1. kans dat er een gevaarlijke brand ontstaat
     Die brand was even daarvoor ontstaan door vuurwerk, zo is te zien op camerabeelden. Volgens bewoners stond er al dagen een bank in de hal. "Met een briefje erbij dat je die kon meenemen." In aanloop naar de jaarwisseling zou zijn geklaagd bij de woningbouwvereniging over het brandrisico van de bank. Maar het bankstel stond er nog en werd brandstof voor de fatale vlammen.[1]
     Ook de voorwaarden voor schade aan bijvoorbeeld zonnepanelen kunnen belangrijk zijn. Een opstalverzekering dekt meestal schade door noodweer, behalve onzichtbare scheurtjes door hagelstenen. Consumenten moeten zich daarom bewust zijn van gevolgschade daarvan als het verlies van opbrengst en een hoger brandrisico.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Hoe vuurwerk en een bankstel leidden tot fatale flatbrand in Arnhem” (Woensdag 1 januari 2020, 19:11), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    Donderdag 28 oktober 2021, 09:09
    “Verzakking, noodweer, overstroming: klimaatverandering laat huizenbezitter onverzekerd” (Donderdag 28 oktober 2021, 09:09), NOS