brandblusapparatuur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brand·blus·ap·pa·ra·tuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brandblusapparatuur
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de brandblusapparatuurv

  1. toestel waarmee men een brand kan blussen
     Met de brandblusapparatuur van de kustwacht werd zout water opgepompt en naar het brandende huis gespoten, maar het was natuurlijk al te laat.[1]
     Brandblusapparatuur en waterleidingen moeten straks beter bestand zijn tegen aardbevingen. Het mobiele noodaggregaat wordt op een hogere plaats neergezet, zodat de stroomvoorziening bij een overstroming niet in gevaar komt.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten en Jasper Popma)
    “Zweedse laarzen” (2015), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535723
  2. Bronlink geraadpleegd op 14 april 2022 Weblink bron “Borssele schroeft veiligheid op” (24-07-2011), NOS