brada
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bra·da
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Sarantongo
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brada | brada's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
brada m
- mannelijk persoon waarmee je een gemeenschappelijke ouder hebt
- mannelijke vriend
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord brada staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.