braai

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

braai
Uitspraak
Woordafbreking
  • braai
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord braai braaien
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de braaiv / m

  1. (kookkunst) soort Zuid-Afrikaanse barbecue
     Voor het hoofdgerecht wordt u uitgenodigd een kijkje te nemen in de open keuken met de heuse Zuid-Afrikaanse braai waar het hoofdgerecht het runderstaartstuk in zijn geheel geroosterd wordt.[3]
     Het knettert en het rookt weer. Bbq-chef Jord Althuizen heeft een nieuwe gril-bijbel: Smokey Goodness 3. Dit keer komt hij met tips en recepten uit het land van de braai: Zuid-Afrika.[4]
  2. kuit van een been

Gangbaarheid

59 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. braai op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron “Lezersmenu Juli 2014 - De Bloemenbeek De Lutte” (19-06-2014), Tubantia
  4. Bronlink Weblink bron
    Annemart van Rhee
    “Bbq-chef Jord: uren uittrekken voor een braai is echt niet nodig” (18-04-2018), Tubantia
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be