bouwtijd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwtijd bouwtijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bouwtijdm

  1. tijd die nodig is om iets te bouwen
     Volgens Rolls-Royce is de bouwtijd van de reactoren in totaal vier jaar. Tom Samson, hoofd van het SMR-project bij Rolls-Royce, noemt in een persbericht de overheidsinvestering "fantastisch nieuws".[2]
     Volgens Brouwer moet bij een toenemende import dit proces makkelijker worden gemaakt. Maar zo'n terminal wordt niet zomaar gebouwd: de productie van de huidige terminal kostte zo'n miljard euro en de bouwtijd ervan is zo'n drie jaar. Daarnaast geldt ook bij vloeibaar gas dat bedrijven gaan over de afname en verkoop van gas, en niet de politiek.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Verenigd Koninkrijk investeert honderden miljoenen in kernenergie” (Dinsdag 9 november 2021, 01:40), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Veel vragen voor bedrijfsleven na afspraken EU en VS” (Donderdag 26 juli 2018, 18:06), NOS