bouwsteiger

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·stei·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwsteiger bouwsteigers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bouwsteigerm

  1. tijdelijke stellage die tegen een muur geplaatst is tijdens de bouw
     Voetganger komt om door uiteenvallen bouwsteiger in centrum Den Haag[2]
     Het ongeluk gebeurde bij een elektriciteitscentrale in de oostelijke provincie Jiangxi. Een bouwsteiger naast een koeltoren zou door onbekende oorzaak zijn ingestort. Op foto's op Twitter is te zien dat reddingswerkers op zoek zijn naar overlevenden onder het puin.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Voetganger komt om door uiteenvallen bouwsteiger in centrum Den Haag” (Donderdag 26 mei 2016, 08:54), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Groot ongeluk op Chinese bouwplaats: tientallen doden” (Donderdag 24 november 2016, 04:58), NOS