bouwsteen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bouw·steen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bouw en steen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwsteen | bouwstenen |
verkleinwoord | bouwsteentje | bouwsteentjes |
Zelfstandig naamwoord
bouwsteen m
- (bouwkunde) steen om mee te bouwen
- blok uit een bouwdoos
- elk onmisbaar onderdeel in figuurlijke zin gebruikt
- Die versneller moet de opvolger worden van de Large Hadron Collider (LHC), die na aanpassingen overigens nog tot 2040 metingen kan verrichten. De LHC is het pronkstuk van de huidige deeltjesfysica, de natuurkundetak die het tot zijn missie maakt om de allerkleinste bouwsteentjes te vinden waarvan alles om ons heen is gemaakt. [1]
Synoniemen
Vertalingen
1. steen om mee te bouwen
Gangbaarheid
- Het woord bouwsteen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bouwsteen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Volkskrant George van Hal 21 januari 2019 Cern onthult plannen voor nieuwe megaversneller van 100 kilometer
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be