bouwperiode

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwperiode bouwperiodes
bouwperioden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bouwperiodev

  1. de periode in de geschiedenis waarin iets gebouwd is
     In Amsterdam is het probleem met deze leidingen het grootst. Daar staan 70.000 woningen uit de bouwperiode waarin loden leidingen zijn aangelegd.[1]
  2. de tijd die nodig was om iets te bouwen
     Tienduizenden Fransen hebben het grootste cruiseschip ter wereld uitgezwaaid bij zijn eerste vaartocht over het Kanaal. De Harmony of the Seas, die wel een drijvende stad wordt genoemd, vertrok uit de haven van Saint-Nazaire na een bouwperiode van 32 maanden in een Franse scheepswerf.[2]
     Ook werkzaamheden in Duitsland aan de aansluiting op de Betuwelijn, wekken wrevel. "Tijdens de bouwperiode (2016-2022) moeten bedrijven extra kosten maken doordat er moet worden omgereden. Wel extra kosten, geen compensatie. Daar maakt het spoor zich niet geliefd mee."[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 6 maart 2023 Weblink bron “Verbod loden leidingen op komst voor huurwoningen, scholen en kinderopvangcentra” (Vrijdag 4 februari 2022, 22:20), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 6 maart 2023 Weblink bron “Grootste cruiseschip ter wereld vaart uit” (Zondag 15 mei 2016, 19:25), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 6 maart 2023 Weblink bron
    Jeroen Schutijser
    “Goederenvervoer over het spoor minder populair” (Woensdag 29 april 2015, 16:21), NOS