bouwcommissie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·com·mis·sie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwcommissie bouwcommissies
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bouwcommissiev

  1. (bouwkunde) groep mensen die de bouw van iets begeleidt
     Voorzitter Elias van de bouwcommissie in de Tweede Kamer vindt dat er een debat moet komen zodra het kabinet een formeel besluit heeft genomen. "Het gaat allang niet meer over de stenen en cement alleen, het is een politieke beslissing geworden." Hij uitte al voor de zomer zijn twijfels.[1]
     Ter Lindes vader was jurist en was van 1945 tot zijn pensioen als secretaris van de bouwcommissie van de Nederlandse Hervormde Kerk verantwoordelijk voor de bouw, het onderhoud en het herstel van kerkgebouwen. Hij was volgens Nico niet overdreven vroom, maar was wel verdrietig toen Nico op zondag ging voetballen en maakte ook duidelijk dat het niet de bedoeling was dat de jongens met een katholiek meisje thuis zouden komen.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 5 maart 2023 Weblink bron “Verzet groeit tegen sluiting Binnenhof” (Dinsdag 22 september 2015, 10:27), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 5 maart 2023 Weblink bron “Amsterdamse predikant Nico ter Linden overleden” (Dinsdag 30 januari 2018, 05:30), NOS