bouwbudget

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·bud·get
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwbudget bouwbudgetten
bouwbudgets
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bouwbudgeto

  1.  Argumenten voor:- veel bestaande wedstrijdlocaties; relatief laag bouwbudget nodig- compacte Spelen met weinig reistijd- veel ervaring met grote evenementen- derde kandidatuur op rij[1]
     'Bouwbudget scholen blijft onbenut'[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 15 november 2022 Weblink bron
    NOS Sport
    “OS 2020: Tokio, Madrid of Istanbul” (Vrijdag 6 september 2013, 16:56), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 15 november 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “'Bouwbudget scholen blijft onbenut'” (Vrijdag 29 januari 2010, 02:28), NOS