botboer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bot·boer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bot en boer [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | botboer | botboeren |
verkleinwoord | botboertje | botboertjes |
Zelfstandig naamwoord
de botboer m
- (handel) uitventer van bot (vis)
Gangbaarheid
- Het woord 'botboer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.