boskapel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bos·ka·pel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boskapel | boskapellen |
verkleinwoord | boskapelletje | boskapelletjes |
Zelfstandig naamwoord
- een klein gebedshuis in het bos
- Bosbegankenis start op 25 april. Er zijn dagelijks missen en een beeweg in en om de Boskapel in de Kasteelstraat. Tijdens de openingsmis om 10.45 uur zijn het Okra-koor en fanfare De Eendracht van de partij, 'tMuziek en het Gregoriuskoor zingen op 2 mei. Op 3 mei om 10 uur is de slotmis. [2]
- Vandalen hebben woensdag heel wat schade aangericht aan de recent gerenoveerde boskapel in Hengelhoef. [3]
- ‘In het bosje van de Boskapel, dat we maar net in beheer namen, worden ongeveer honderd oude eiken bedreigd. [4]
Gangbaarheid
- Het woord 'boskapel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boskapel" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 21 APRIL 2010 (PVR) Bosbegankenis
- ↑ De Standaard 01 JUNI 2013 vrs Vandalen vernielen boskapel in Hengelhoef
- ↑ De Standaard 04 DECEMBER 2014 jhp Natuurpunt ziet sneltram liever op dan naast A12
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be