bosch
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
bosch
- verouderde spelling of vorm van bos tot 1935/46; het gaat hier alleen om "het bos" (woud), "de bos" (bundel) werd niet met -sch gespeld:
- Zij kwam met de bos takken het bosch uitgeloopen.
Middelnederlands
Zelfstandig naamwoord
bosch
- bos; een groep bomen