bosbouw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bos·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bosbouw -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bosbouwm

  1. (bosbouw) het systematisch bosbeheer (teelt en verzorging van bossen) voor de productie van hout
    • Landbouw, bosbouw en visserij. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be