borgemester

Uit WikiWoordenboek


Deens

Naar frequentie 84630

Zelfstandig naamwoord

borgemester

  1. verouderde spelling of vorm van borgmester [1]
(verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud van borgemester, g

Verwijzingen

  1. Ordbog over det danske Sprog
    Deel 2, 1920
    Trefwoorden: borgemester en borgmester