boomboa

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boom·boa
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boomboa boomboa's
verkleinwoord boomboaatje boomboaatjes

Zelfstandig naamwoord

de boomboam

  1. (reptielen) (Corallus) een slang uit het slangengeslacht Corallus uit de familie Boidae op Wikispecies
    • Zie je die boomboa in die boom daar? 
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

34 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be