boodschappenbrief
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bood·schap·pen·brief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boodschappenbrief | boodschappenbrieven |
verkleinwoord | boodschappenbriefje | boodschappenbriefjes |
Zelfstandig naamwoord
de boodschappenbrief m
- notitie waarop staat wat men wil kopen
- ▸ Vroeger racete ze met haar boodschappenbriefje in haar hand door de winkel.[1]
Gangbaarheid
- Het woord boodschappenbrief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.