bonst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bonst

Werkwoord

vervoeging van
bonzen

bonst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bonzen
    • Jij bonst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bonzen
    • Hij bonst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bonzen
    • Bonst!