bonket

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  bonket    (hulp, bestand)
• IPA: / bɔŋˈkɛt / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• bon·ket

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van  bonk zn  "groot bot" met het achtervoegsel -et, vermoedelijk omdat knikkers ooit van botten werden gemaakt

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bonket	bonketten
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de bonket v / m

1. grote knikker

   • Sarah van den Vondel zingt, en speelt
     ‘met bikkel en bonket’.
     Nog klinkt, om 't kind dat spelende verdween,
     het vaderlijk geween. 

Gangbaarheid

• Het woord bonket staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bonket" herkend door:

6 %	van de Nederlanders;
11 %	van de Vlamingen.