bondscoachschap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bonds·coach·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bondscoachschap bondscoachschappen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het bondscoachschapo

  1. het bondscoach zijn
     De naam van Van Gaal valt al snel in dit verband. Maar dat ziet Vermeulen niet gebeuren. "Nee, die doet nog één keer het bondscoachschap en dan is het wel klaar. Dan gaat hij genieten in zijn huizen in het buitenland. Voor deze functie zal je toch regelmatig naar Zeist moeten en dan veel met mensen zitten praten, daar heeft hij te weinig zitvlees voor."[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 september 2022 Weblink bron “'Directeur topvoetbal KNVB moet absolute topper zijn, een supercoach'” (Maandag 5 september 2022), NOS