bonden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bon·den

Werkwoord

vervoeging van
binden

bonden

  1. meervoud verleden tijd van binden
    • Wij bonden. 
    • Jullie bonden. 
    • Zij bonden. 

Zelfstandig naamwoord

de bondenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bond
Verwante begrippen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • bon·den
Naar frequentie 10344

Zelfstandig naamwoord

bonden

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van bonde


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • bon·den

Zelfstandig naamwoord

bonden

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van bonde