bombardeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bom·bar·deer

Werkwoord

vervoeging van
bombarderen

bombardeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bombarderen
    • Ik bombardeer. 
  2. gebiedende wijs van bombarderen
    • Bombardeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bombarderen
    • Bombardeer je? 
     Gabardinebroek, tweed of lood en bruine wandelschoenen betekende een burger, zoals die op de balkons aan de Strandvâgen 'Bombardeer Hanoi'stonden te schreeuwen wanneer de demonstranten eronder voorbijliepen op weg naar de VS-ambassade.[1]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044633535