boevenstukje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boe·ven·stuk·je
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het boevenstukjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord boevenstuk
    • Het was natuurlijk wel een oer-leuke inval om het bed van Karels met hulstblaren te versieren, maar het was niet verstandig.... en vóór alles, moet iemand, die een gevaarlijk boevenstukje onderneemt, verstandig zijn. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen