boerenwerk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: boerenwerk (hulp, bestand)
Woordafbreking
- boe·ren·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boerenwerk | boerenwerken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het boerenwerk o
- de arbeid op de boerderij die een agrariër verricht
- ▸ Hij nam vorig jaar het bedrijf over van zijn vader en sindsdien woont hij alleen. Dat vindt hij soms ‘best saai’. In het verleden heeft hij een relatie van zes jaar gehad en hij hoopt nu iemand te vinden die bij hem op de boerderij wil komen wonen. Want het boerenwerk vraagt veel aandacht.[2]
- ▸ Ze lacht. Haar handen hebben heel wat boerenwerk verzet. Daarnaast zorgde ze voor haar schoonouders.[3]
- zaken die voor het boerenbedrijf worden gemaakt
Gangbaarheid
- Het woord boerenwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Marlies van Leeuwen“Mattie en Marieke helpen boer Nico aan een vrouw” (2 mrt. 2020), Tubantia
- ↑ Weblink bron Betty Morsinkhof“Jarige Gerda (101) houdt van gezelligheid en een praatje en reed nog tot haar 95 met haar Golf naar Boekelo” (15-06-2021), Tubantia