boefje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boef·je

Zelfstandig naamwoord

boefje o

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord boef

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be