bockbier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

licht en donker bokbier
Uitspraak
Woordafbreking
  • bock·bier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bockbier bockbieren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bockbier o

  1. zwaar, zoet, duits bier dat in de herfst wordt gebrouwen
    • Op een ochtend, vorige week, reed een vrachtwagen door mijn straat met Barbar, Belgisch honingbier. Nooit van gehoord. Nog diezelfde middag viel in het assortiment bij de slijter Amerikaans Flying Dog speciaalbier op. Nooit gezien. En ’s avonds begint een kennis out of the blue over eendenboutjes en dat die heel goed samen gaan met vijgen en bockbier. Was nooit in me opgekomen. Nou is men vast geneigd deze reeks biergevalletjes toe te schrijven aan het Baader-Meinhof-effect, dat psychologische fenomeen dat beschrijft hoe je iets waarmee je voor het eerst kennismaakt vervolgens plots overal tegenkomt. [4] 
    • Ik heb zin om het hoofd in de nek te gooien, en met de benen op tafel een bockbier of een van de voortreffelijke alternatieven uit Vlaanderen erin te laten glijden. Een paar weken lang denken aan: volstrekt niets. Het is mooi geweest, de tank is leeg. Fysiek, mentaal, moreel. Het bloed in de aderen is oud en begint te vlokken. Speelt er binnenkort nog een leuke band in de buurt, of hoe zit het?[5]  
Schrijfwijzen
  • bokbier (etymologisch minder juist, als variant in de officiële spelling van 1990 tot 2006)
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen