bobsleeër
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bob·slee·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bobsleeër | bobsleeërs |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bobsleeër m
- (sport) sporter die met een bobslee een ijsbaan afglijdt
- Edwin van Calker gaat definitief als coach van de Chinese bobsleeërs naar de OIympische Spelen in Zuid-Korea.[1]
- Een groot deel van de 42 Russen die naar het CAS zijn gestapt veroverde een olympische medaille in Sotsji. Bobsleeër Aleksandr Zoebkov bijvoorbeeld pakte twee keer goud. Ook skeletonner Aleksander Tretiakov won goud, evenals langlaufer Aleksander Legkov. Schaatsster Olga Fatkoelina behaalde zilver op de 500 meter.[2]
Gangbaarheid
- Het woord bobsleeër staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bobsleeër" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ de Telegraaf 23 jan. 2018
- ↑ de Telegraaf 09 jan. 2018
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be