bobsleeën

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bob·slee·en
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bobsleeën
bobsleede
gebobsleed
zwak -d volledig

Werkwoord

bobsleeën o

  1. (sport) een sport bedrijven waarbij een bochtig ijsparcours wordt afgelegd in een bestuurbare slee
Synoniemen
Vertalingen

Werkwoord

bobsleeën

  1. het beoefenen van de bobsleesport

Zelfstandig naamwoord

de bobsleeënmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bobslee

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be