blondeerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: blondeerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- blon·deer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
blonderen |
blondeerde
- enkelvoud verleden tijd van blonderen
- Ik blondeerde.
- Jij blondeerde.
- Hij, zij, het blondeerde.
- Ik blondeerde.