bloesemgeur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bloe·sem·geur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bloesemgeur bloesemgeuren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bloesemgeurm

  1. (plantkunde) de door bloesem verspreide geur
     Allengs drong er nu een ijl geneurie tot hem door, een muziek zo monotoon dat ze haast onhoorbaar was, echter ook zo luid dat ze zijn binnenkomst had overstemd: het was Bintje, haar zoemende, woordeloze zingezang zwemend als de bloesemgeur, eenzelvig als een stilte; Bintje, die heel de tijd al de pijn verdoofde met de hypnose harer zang.[2]
     In een recent onderzoek met muizen kreeg het mannetje telkens een elektrische schok terwijl hij tegelijkertijd de geur van kersenbloesem te ruiken kreeg. Zo werd het muisje geconditioneerd om angstig te worden van bloesemgeur.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Gewassen vlees” op Wikipedia (2014), Em. Querido's Uitgeverij op Wikipedia, ISBN 9789021436173
  3. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2022 Weblink bron “Drie opvoeddeskundigen: ‘Laat zo’n kind eens zijn hoofd stoten’” (09/03/2016), HP de Tijd