blitz
Uiterlijk
- blitz
vervoeging van |
---|
blitzen |
blitz
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blitzen
- Ik blitz.
- gebiedende wijs van blitzen
- Blitz!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blitzen
- Blitz je?
- Het woord blitz staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.