blikslager

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blik·sla·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blikslager blikslagers
verkleinwoord blikslagertje blikslagertjes

Zelfstandig naamwoord

de blikslagerm

  1. (beroep) iemand die voorwerpen uit blik vervaardigt
    • De blikslager was vaak ook een koperslager. 
     Het had bijna te moeilijk geleken in het begin, toen Clark er pessimistisch op was ingesteld dat hij naar de ambachtsschool zou gaan om blikslager, automonteur of iets dergelijks te worden.[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. blikslager op website: Etymologiebank.nl
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044632767
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be