bliezen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blie·zen

Werkwoord

vervoeging van
blazen

bliezen

  1. meervoud verleden tijd van blazen
    • Wij bliezen. 
    • Jullie bliezen. 
    • Zij bliezen. 

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be