blessuurtje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bles·suur·tje
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het blessuurtjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord blessure
    • Koevermans gooide zijn verlies en zijn blessuurtje gedecideerd op de hitte en op vermoeidheid. [1]
Synoniemen
  • blessuretje (uitspraakvariant; schrijfwijze als de stomme e wél wordt uitgesproken)

Zelfstandig naamwoord

het blessuurtjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord blessuur

Gangbaarheid

Verwijzingen