blessureleed

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bles·su·re·leed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blessureleed
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het blessureleedo

  1. narigheid die ontstaat door sportletsels
     Bondscoach Sarina Wiegman heeft Sisca Folkertsma na lang blessureleed weer opgenomen in de selectie voor het EK-kwalificatieduel met Rusland.[1]
     PSV-aanvaller Donyell Malen maakte in het oefenduel met Vitesse (1-1) zijn rentree na acht maanden blessureleed.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Meespelen Spitse onzeker, Folkertsma terug voor EK-duel met Rusland” (DI 8 SEPTEMBER 2020), NOS
  2. Bronlink Weblink bron “Malen na rentree: 'Heel blij om weer op het veld te staan'” (ZA 15 AUGUSTUS 2020), NOS